Crypto en belastingheffing
Vroeger was de handel in, en überhaupt het onderwerp, crypto beperkt tot een selecte groep ‘fanatics’. Vandaag de dag is het een onderwerp voor aan de eettafel, waarbij het puberende kind aan zijn of haar ouders vraagt waarom ze geen Bitcoin gekocht hadden toen het nog 10 cent per Bitcoin was. Het was immers zo evident dat Bitcoin zoveel waard werd, toch?!
Omdat de groep mensen die tegenwoordig in aanraking komt met crypto zo groot is, is het eveneens van belang om een goed beeld te hebben van de belastingheffing daarover. Die ene meme-coin of altcoin die voor de grap is gekocht, maar ineens x1000 is gegaan, hoe wordt die winst nou belast? Daarom zetten wij in dit blog op hoofdlijnen enkele aspecten uiteen over de belastingheffing op crypto(valuta).
Vennootschapsbelasting
Wellicht is het niet de meeste voorkomende situatie, maar het komt zeker voor. Een BV die handelt in crypto. Een BV is belastingplichtig voor de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (de Wet VPB). De BV is hierbij vennootschapsbelasting verschuldigd over de eventuele behaalde winsten bij de handel in crypto(valuta). Slachtoffer van een rug-pull of gewoon op een slecht moment ingestapt? Dan kan een eventueel verliesjaar verrekend worden met andere winstgevende jaren. Het verlies kan in principe met het voorgaande jaar verrekend worden en vervolgens oneindig in de toekomst naar voren. Het maximale bedrag dat verrekend kan worden, is evenwel beperkt.
Bij het bepalen van de winst (of verlies) moet rekening gehouden worden met het zogeheten ‘goed koopmansgebruik’. Op grond van dit goed koopmansgebruik kan crypto(valuta) in beginsel gewaardeerd worden op de kostprijs (meestal de aankoopprijs) of op lagere marktwaarde. Dit heeft tot gevolg dat niet elke waardeverandering tot winstneming leidt, maar dat (bijvoorbeeld) pas bij verkoop winst genomen dient te worden.
Op dit moment wordt voor het grootste deel gehandeld c.q. geïnvesteerd in crypto(valuta) vanuit privé (in de sfeer van de inkomstenbelasting, waarover hierna meer). Dit is vanzelfsprekend laagdrempeliger, er hoeft immers geen BV opgericht te worden, en vanuit fiscaal perspectief is de heffing in privé in de meeste gevallen voordeliger. Dat neemt niet weg dat het in sommige gevallen verstandig kan zijn om de activiteiten te verrichten dan wel onder te brengen in een BV. Zeker met het oog op de aankomende inwerkingtreding van de Wet werkelijk rendement box 3 kan het voor sommige particulieren in de toekomst verstandig zijn om de crypto activiteiten vanuit een BV te verrichten. Wij raden u dan ook ten zeerste aan om te (laten) analyseren op welke wijze uw activiteiten, vanuit fiscaal oogpunt, het meest optimaal vormgegeven kunnen worden.
Inkomstenbelasting
Waar de Wet VPB van toepassing is op BV’s, is de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB) van toepassing op particulieren.
De Wet IB maakt een onderscheid tussen de verschillende soorten inkomsten via een zogenaamd boxenstelsel. In box 1 worden de ‘actieve’ inkomsten belast. Denk hierbij aan winst uit onderneming, loon (inkomen uit dienstbetrekking) en resultaat uit overige werkzaamheden. De meer ‘passieve’ (vermogens)inkomsten vallen in principe onder box 3. Naast de voornoemde box 1 en box 3 kent de Wet IB eveneens een box 2. Dit betreft het aanmerkelijk belang regime. Deze box is in principe niet direct van belang voor de belastingheffing op crypto bij particulieren. Deze box heeft namelijk betrekking op inkomsten ontvangen uit bijvoorbeeld een zelf gehouden BV.
Box 1 of box 3?
Voor de beantwoording van de vraag of inkomen uit crypto(valuta) kwalificeert als box 1 inkomen of als box 3, is het van belang om vast te stellen of sprake is van een zogeheten ‘bron van inkomen’. Hier is sprake van wanneer:
sprake is van een werkzaamheid;
waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer;
de particulier moet het verkrijgen van het voordeel in beginsel beogen (subjectief); en
zodanig voordeel moet naar maatschappelijke opvattingen kunnen worden verwacht (objectief).
De derde en vierde voorwaarde worden gezamenlijk ook wel de voordeeltoets genoemd.
Indien sprake is van een bon van inkomen, zoals hiervoor uiteengezet, kwalificeert het inkomen in beginsel als box 1 inkomen. Indien geen sprake is van een bron van inkomen, bijvoorbeeld, omdat niet wordt deelgenomen aan het economische verkeer, dan kwalificeert het inkomen als een box 3 vermogen c.q. inkomen.
Bij crypto ligt de nadruk in de praktijk vooral op de vraag of voldaan wordt aan de voordeeltoets, aangezien in de meeste gevallen aan de eerste en tweede voorwaarde voldaan zal worden. De vraag is derhalve of het voordeel beoogd wordt en of dit voordeel objectief verwacht kan worden.
In de regel wordt voldaan aan het subjectieve oogmerk. Immers, met redelijke zekerheid kan vastgesteld worden dat een persoon een cryptomunt/valuta koopt/verhandelt met het oog op het behalen van een voordeel. Het objectieve oogmerk ligt genuanceerder. Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen normaal vermogensbeheer en speculatie (box 3) en meer dan normaal vermogensbeheer (box 1). Het onderscheid tussen normaal en meer dan normaal vermogensbeheer wordt hierbij gemaakt aan de hand van, bijvoorbeeld, de verrichte arbeid, deskundigheid en ervaring (voorkennis) van de particulier.
Het is vaste jurisprudentie dat reguliere aandelenhandel via de beurs (de open markt) in de regel speculatief is en daarmee kwalificeert als box 3 vermogen c.q. inkomen. Een particulier kan hierbij een aanzienlijk deel aan arbeid verrichten, denk aan: analyseren van trends in de koers, maar de kans op een voordeel blijft onvoorzienbaar. Dit is evenwel anders indien de particulier over een bepaalde voorkennis beschikt, zodat een voorzienbaar resultaat behaald kan worden. In dat geval kwalificeert het inkomen in de regel als box 1 inkomen.
De handel in crypto(valuta) is vergelijkbaar met de handel van aandelen. Daarbij is de cryptomarkt in de regel vele mate volatieler dan de reguliere aandelenbeurs, waardoor het speculatieve element nog sterker is. In de regel kan dan ook vastgesteld worden dat de handel van crypto kwalificeert als speculatief en daarmee als box 3 vermogen c.q. inkomen kwalificeert. Dit betekent dat de meme-coin, die x1000 is gegaan, in beginsel kwalificeert als box 3 vermogen c.q. inkomen, tenzij de particulier een bepaalde voorkennis had. De uiteindelijke kwalificatie is daarbij evenwel afhankelijk van de wijze waarop gehandeld wordt in crypto en de concrete feiten en omstandigheden per geval. Een aantal voorbeelden ter illustratie:
Passief beleggen: in cryptoterminologie wordt dit ook wel de HODL-strategie genoemd (Hold on for Dear Life). Dit is een strategie waarbij een cryptomunt voor de lange termijn wordt aangekocht en pas wordt verkocht wanneer de koers is gestegen. In de regel is hier sprake van speculatie waarbij deze wijze van cryptohandelen kwalificeert als box 3 vermogen c.q. inkomen;
Day-trading: bij day-trading wordt een cryptomunt gekocht om deze vervolgens binnen korte termijn met winst te verkopen. Ook bij deze wijze van handelen is in beginsel sprake van speculatie, waardoor de voordelen in beginsel kwalificeren als box 3 vermogen c.q. inkomen;
Trading bot: tradingbots zijn softwareprogramma's waarin een handelsstrategie is geprogrammeerd via een algoritme. Deze bots kunnen automatisch transacties uitvoeren, bijvoorbeeld op een crypto-exchange, zonder dat daar directe handmatige tussenkomst voor nodig is. Voor de belastingheffing is het afhankelijk van de soort tradingbot of de voordelen kwalificeren als box 1 of box 3 voordelen. Eerder dit jaar heeft het Gerechtshof nog geoordeeld dat het voordeel dat behaald werd met een tradingbot, die inspeelde op verschillende koersprijzen op verschillende beurzen, kwalificeerde als box 1 inkomen. Deze tradingbot voerde in zeer korte tijd veel transacties uit waarbij transacties niet werden uitgevoerd indien niet aan bepaalde (winstgevende) omstandigheden werd voldaan. Dit had tot gevolg dat de kans op een voordeel uit een transactie groter was dan de kans dat dit niet het geval was. Immers, indien bij het voor het aangaan de transactie door het algoritme was berekend dat geen voordeel behaald kon worden, werd de transactie niet uitgevoerd. Hierdoor oordeelde het Gerechtshof dat voldaan werd aan het objectieve criterium en dat daarmee sprake was van een bron van inkomen (box 1).
Naast de voorgaande voorbeelden van manieren waarop gehandeld kan worden in crypto, kunnen zich natuurlijk nog andere omstandigheden/gebeurtenissen/activiteiten voordoen met betrekking tot crypto, die een impact kunnen hebben op de Nederlandse belastingheffing. Denk hierbij aan: forks, airdrops, en mining.
Uiteindelijk is de daadwerkelijke kwalificatie (en belastingheffing) per geval verschillend en zeer afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. In dat kader is het dan ook ten zeerste aan te raden om uw specifieke geval te (laten) analyseren en de kwalificatie voor de Nederlandse belastingheffing vast te stellen. Zo voorkomt u verassingen en beperkt u de kans op eventuele procedures/discussies met de Belastingdienst.
Wijze van heffing
De uiteindelijke kwalificatie van het crypto inkomen/vermogen als box 1 of box 3 inkomen is mede van belang voor de wijze van belastingheffing.
Indien het inkomen kwalificeert als box 1 inkomen, wordt dit belast tegen de progressieve tarieven van box 1 (maximaal 49,5% - 2025). De heffing van box 3 is daarentegen gekoppeld aan een fictief belastbaar rendement wat wordt berekend over de waarde van de cyrpto(valuta) op de peildatum (1 januari). Het belastbare rendement wordt vastgesteld aan de hand van de wettelijk vastgestelde fictieve rendementspercentages. Zo bedraagt het fictieve rendementspercentage op crypto 5,88% (2025). Dit betekent dat iemand ‘geacht’ wordt een rendement te behalen van 5,88% over de waarde van zijn/haar crypto(valuta) op 1 januari van een respectievelijk jaar. Het uiteindelijk berekende ‘voordeel uit sparen en beleggen’ wordt vervolgens belast tegen 36% (2025) inkomstenbelasting. Bij de vaststelling van de te betalen belasting wordt eveneens rekening gehouden met het heffingsvrije vermogen van € 57.684 (2025).
Bij de huidige berekening van de verschuldigde box 3 belasting wordt geen rekening gehouden met het werkelijk behaalde rendement. Het is evenwel mogelijk om, als dat het geval is, aan te tonen dat het daadwerkelijk behaalde rendement lager is. In dat geval zal de Belastingdienst tot het belastingjaar 2028 een eventuele aanslag aanpassen naar dit werkelijk rendement en dit werkelijk rendement belasten. Naar verwachting zal vanaf 2028 de Wet werkelijk rendement box 3 in werking treden. Dit betekent dat vanaf dat moment het werkelijk rendement op crypto(valuta) belast zal worden.
Het voorgaande biedt tot 2028 mogelijkheden voor particulieren om gebruik te maken van de verschillende manieren waarop de box 3 belasting wordt berekend. Indien een jaar ‘bullish’ is geweest, kan geopteerd worden om de fictieve rendementspercentages te hanteren, ervan uitgaande dat het fictieve rendementspercentage lager is dan de koersstijgingen en koerswinsten van dat jaar. Mocht het jaar tegenvallen, dan kan een beroep gedaan worden om het werkelijk rendement te belasten.
Ook hierom is het van belang om u goed te laten adviseren over de belastingheffing en mogelijkheden met betrekking tot uw crypto(valuta). Als kantoor hebben wij geruime ervaring met de belastingheffing over crypto en helpen u dan ook graag hierbij. Heeft u vragen over uw eigen crypto of loopt een discussie met de Belastingdienst over de kwalificatie van uw crypto? Schroom dan niet om contact met één van onze advocaten/fiscalisten op te nemen voor een vrijblijvend gesprek via info@ba-f.nl of 035-2340990.